Aangifte

 

Ik had haar ongezouten de waarheid en mijn mening daarover verteld.

Ik had ernstige kritiek over haar zijn en haar gedrag geuit.

Soms kunnen vrouwen -ondanks hun spreekwoordelijke verbale vaardigheden- zich plotseling niet meer met woorden verdedigen.

Vooral als ze bij overspel, leugens of diefstal zó betrapt worden, dat zelfs een sluwe ontkenning, de zaak lacherig in twijfel trekken of met volledige overgave huilen geen enkele zin meer heeft.

Hoe had ik zo bot en glashard de waarheid aan haar kunnen vertellen? Waarom was het bewijs zo duidelijk en waarom had ze deze confrontatie met de waarheid niet aan zien komen? Ze had zich in de relatie zo superieur gevoeld! In een klap was ze van een handige manipulator veranderd in een wezen dat naakt haar schuld moest bekennen.

Uit pure zelfverdediging had ze me dan ook verontwaardigd - met volle hand en daarachter haar volledige lichaamsgewicht- een harde klap in mijn gezicht gegeven om zich uit de benarde situatie te vechten.

Ik ben tegen alle vormen van geweld en zou zelf nooit voor deze oplossing gekozen hebben om deze ruzie te beslechten. De situatie was vóór de klap misschien nog bespreekbaar geweest, maar nu was er geen weg meer terug.

De relatie behoorde wat mij betreft nu tot mijn verleden.

Met een tintelende wang verzocht ik haar met rustige stem de voordeur van mijn huis te sluiten. En dan wel vanaf de buitenzijde.

 

De sleutels van mijn appartement bungelden triomfantelijk tussen haar duim en wijsvinger.

Op een afstand -buiten het bereik van mijn armen en de daaraan hangende vuisten- stond ze met een opgetrokken wenkbrauw en een valse, minachtende glimlach naar me te kijken.

Met haar linker voet aardde ze zich. Haar rechterbeen was licht gebogen en had via de gebogen tenen contact met de vloer van de woonkamer. Een houding die zegt: 'Deze slag is mijn, mannetje'. Als ik dat wil, kan ik op elk moment je huis weer binnenkomen met mijn sleutels.

 

Ontspannen liep ik in haar richting, wreef wat over mijn pijnlijke rode wang en al pratend kwam ik in de zone waar ik de rammelende sleutelbos in een snelle beweging tussen haar vinger uit kon grissen.

Ze bukte en sloeg de handen beschermend om haar hoofd als een geroutineerde relatievechter.

Ze verwachtte waarschijnlijk een slag terug, maar kwam er teleurgesteld achter dat ze in één zet schaakmat stond. Zonder geweld op het middenbord, had ik haar koning geslagen en de schaakpartij definitief gewonnen.

Zonder me nog één blik te gunnen, verliet ze mijn huis als een slechte verliezer.

Nadat ik de voordeur achter haar had gesloten, was voor haar de deurbel nog het enige middel om toegang tot mijn woning te verkrijgen.

 

De snelheid waarin ik van gelukkige partner in een vrijgezel was veranderd, de stilte in huis, de teleurstelling in mensen en het verdriet dat ik daardoor voelde, vroegen om een borrel en nog een en nog een en nog een.

 

Ik wachtte op het moment dat het allemaal goed tot haar door zou dringen en ze haar excuus telefonisch aan zou bieden.

Ik zou dan weerstand moeten bieden tegen de lieve woordjes, het huilen en de wanhoop aan de andere kant van de lijn. Afhankelijk van mijn zwakte of kracht zou ik haar voorstel om opnieuw te praten bejubelen of dat juist afwijzen. 

 

 

Na drie kwartier ging de deurbel.

Ik probeerde mijn gezicht op rustig te zetten en niet te blij over te komen.

Lijden zou ze.

Over de vloer kruipen.

Ik zou haar in mijn hondje veranderen.

Met de juiste onverschillige blik, overwicht en een tikje spottend maakte ik de deur open.

 

"Politie."

"Jan Jaap de Vries?"

"Uuhhh...jaaa", zei ik bij het horen van mijn naam.

Er flitsen zelfmoorden, ongevallen en verkrachtingen door mijn hoofd  waarbij mijn ex-vriendin het middelpunt geweest zou zijn. Ze zetten hun petten niet af en vroegen ook niet of ze even binnen mochten komen om me de gebruikelijke slachtofferhulp te bieden of me op tactische wijze te vertellen wat haar was overkomen.

 

"U bent gearresteerd meneer. Wilt U uw jas pakken en met ons mee gaan naar het bureau?"

Ze wilden mijn vragen niet beantwoorden.

Ik moest mee zonder een duidelijk toelichting van de arrestatie.

 

"Weten jullie wel zeker dat je mij moet hebben?

Ik heb niets gedaan.

Ik voel me al zo klote."

 

Een van de agenten stopte zijn neus tussen mijn lippen en de woorden "U heeft een flinke borrel op, meneer", maakten me nog onzekerder.

Ik liep arm in arm met een agent naar de klaarstaande politieauto en zwaaide wat schuchter - met de hand die nog vrij was - naar nieuwsgierige buren, die uit hun huizen waren gekomen om te zien welke buurman de wet had overtreden.

"Dat had ik nooit achter hem gezocht", hoorde ik ze tegen elkaar zeggen terwijl ik in de auto gepropt werd.

Zonder woorden werd ik afgevoerd en in een cel geworpen met het advies om mijn roes maar eens lekker uit te slapen.

"Morgenochtend wordt U verhoord."

 

De volgende dag om ongeveer een minuut voor twaalf, werd ik uit mijn cel gehaald en naar een vrouwelijke politieagent geleid die het proces-verbaal op zou nemen.

Ze keek me minachtend aan en sprak: "Er is gisteren aangifte tegen U gedaan wegens zware mishandeling."

 

"Wat????"

 

Ik vertelde mijn zijde van het verhaal en de agente keek me tussen het tikken op haar computer spottend aan en reageerde na elke zin van mijn betoog steeds met "Ja ja."

"Dat was het", zei ze.

Ik kon naar huis gaan.

 

Ze belde me na een paar dagen op.

Ze wilde haar spullen die nog in mijn huis lagen terug.

Het oude plan om haar spullen in een mixer tot pulp te vermalen en de optie om het Leger Des Heils er gelukkig mee te maken, waren al afgevallen wegens het te grote risico van een aangifte wegens diefstal. Een rechercheteam met een huiszoekingsbevel dat haar persoonlijke bezittingen niet in mijn huis zou kunnen vinden, zou dan mijn strafblad alleen maar groter maken.

Om onze affaire voor eeuwig af te sluiten, besloot ik haar spullen in de deuropening van mijn voordeur dus gewoon terug te geven.

 

Huilend stond ze voor de geopende voordeur.

"Ik vind mezelf zo'n trut.

Het is zo gemeen wat ik gedaan heb.

Je verdient dit niet.

Je bent zo'n lieve man."

Toen ze na onze ruzie thuis gekomen was, had ze haar hoofd tegen een muur geslagen en was met bloedend voorhoofd naar de politie gegaan en had aangifte gedaan.

"Ik wilde je even terugpakken omdat je me eruit gegooid had en je me zo klein had laten voelen."

"Ik weet het", zei ik op verwijtende toon, "ze hebben me hier opgehaald en in een cel gegooid en ik mocht door jouw actie een nacht in een politiecel verblijven. Heb je enig idee hoe dat voelt?"

Alsof ze van de gevolgen van haar stomme actie niet wilde horen, huilde ze hysterisch uit zelfbeklag om mijn zinnen te overstemmen.

Tussen het snikken door vertelde ze me dat ze vandaag nog terug naar het bureau ging om de aanklacht tegen mij in te trekken.

 

"Dat is toegeven dat je een valse aangifte gedaan hebt", sprak ik om haar voor ergere dingen te beschermen en om het voorval niet nog verder te laten escaleren.

"En toch doe ik het voor jou. Sterker nog, ik wil dat je meegaat om te zien dat ik het ook daadwerkelijk doe en je zeker weet dat je uit hun archieven bent."

 

Ik vermoedde dat ze dit alleen deed om mij weer gunstig te stemmen en om de smet op de relatie wit te wassen. Mijn verwijten over haar gedrag zou ze in de toekomst voor eeuwig kunnen pareren met haar liefdevolle actie waarmee ze mij tegen het politieapparaat in bescherming had genomen. Het was duidelijk dat ze een voet tussen de gesloten deur probeerde te zetten om zich weer toegang te verlenen tot mijn huis en mijn hart.  

Ik wilde mijn strafblad graag weer in de oorspronkelijke onbeschreven blanco versie zien te krijgen, dus volgde ik haar richting politiebureau.

Gerechtigheid zou zegevieren!

 

Na een half uur kwam een gemoedelijke politieman die al tegen zijn pensioen aan moest lopen in onze richting gesloft. Zonder politiepet leek hij een beetje op een aardige oom op een verjaardagsfeestje, maar de twee strepen op de mouw van zijn overhemd verraden dat schijn bedriegt.

Hij nam mijn ex-vriendin mee naar een glazen cabine in de ontvangsthal van het politiebureau.

Vanaf het verdachtenbankje bij de balie waarop ik van de agent moest blijven zitten, kon ik het schouwspel in de cabine goed volgen.

Er werd heel wat afgelachen in de goed geluidgeïsoleerde ruimte.

Mijn ex was heel ontspannen en lachend zorgde ze ervoor dat mijn naam uit de archieven van Interpol, gemeente- en rijkspolitie gehaald werden.

De verwachtte handboeien om de vrouw in te rekenen, die de politie met haar valse aangifte had bedrogen, bleven uit. 

De agent gaf haar een hand, trok zijn schouders lachend op en opende de deur voor haar zoals écht lieve mannen doen. Hij liet haar op de valreep het verschil tussen een heer en een agressieve eikel zien.

 

Op straat vroeg ik haar wat er zo te lachen viel over de walgelijke situatie waarin ze me had gewerkt. Waarom had die agent ook zo gelachen?

 

"Toen ik vertelde dat ik de aanklacht wilde terugtrekken, waarschuwde hij me dat een man die eenmaal slaat, ook een tweede of derde keer zal gaan slaan.

Hij beweerde dat ik dit onder bedreiging van jou had moeten doen. Hij was ervaringsdeskundige en had al heel wat vrouwtjes terug zien komen na het intrekken van hun aanklacht.

“Je moet het zelf weten, maar ik zou je aanklacht niet terugtrekken”, had hij haar geadviseerd.

Dus ik vertelde hem dat het tussen ons uit was en je daar de kans niet meer voor zou krijgen.

Ik zei hem dat ik het deed om je geen schade te bezorgen voor rest van je leven.

Vergeven en vergeten, hé.

 

Heel even wilde ik naar het bureau teruglopen om hem de zaak op mijn manier nog eens fijntjes en duidelijk uit te leggen.

Mijn boosheid had zijn idee van agressieve mannen alleen maar bevestigd en zijn medelijden voor die arme, domme vrouw alleen maar versterkt.