God de Moeder

 

Het was me niet helemaal duidelijk of het uit angst of respect was.

Hij wachtte op de grond aan mijn kant van het bed op een beter moment.

In complete duisternis zou hij het gebied betreden, dat door mij ten strengste verboden was.

Mijn tijdelijke slapeloosheid was nog het enige dat hem in de weg stond.

Als ook ik in de armen van Morpheus zou liggen, zou haar kater zijn vaste plaats -naast haar kussen- in het bed in gaan nemen.

 

Lucy vond een kat in bed wel gezellig.

Ze had een kater van de vorige relatie gehad en toen besloot ze maar met een kater te gaan slapen omdat het bed zo groot was.

 

Ik had Lucy handig verteld, dat ik in mijn slaap nogal woelde.

Dat zou de reden zijn, waarom ik de kat liever niet in bed had.

Ik zou bang zijn dat ik in mijn slaap op de kat zou gaan liggen.

Bang was een groot woord.

Ik haat katten gewoon en zeker als ze in mijn bed liggen.

Diep ik mijn hart wilde ik niets liever dan met mijn volledige vijfentachtig kilo op Poekkie te gaan liggen.

Terwijl  hij dan krijsend afscheid van de eerste acht levens zou nemen, zou hij Lucy met de vlijmscherpe nagels van zijn voorpoten openhalen. In paniek zou hij de stukken vlees uit haar gezicht krabben. Voor de vorm zou ik Lucy dan beschermen en haar redden door de kat met mijn kussen te bedekken. Ik zou zo hard op het kussen drukken, dat ook zijn negende leven geen lucht meer zou krijgen en hij de geest uiteindelijk zou laten.

 

Onze slaapkamer was slechts verlicht door het schemerlampje dat op het nachtkastje aan mijn kant van het enorme tweepersoonsbed stond.

Ik staarde naar haar vanaf mijn plek in het bed.

Ze sliep al.

Ze lag in het donker, net buiten de lichtcirkel die op het dekbed viel.

Haar gezicht was van mij afgekeerd en tussen ons in, een flink stuk niemandsland.

Waar het dekbed de matras niet raakte, voelde ik een winterse, koude luchtstroom langs mijn rug binnentromen.

In mijn vorige relatie sliep ik aan de andere kant van het tweepersoonsbed.

Omdat Lucy in al haar relaties altijd op deze zijde gelegen had, was ik degene die moest omruilen.

Vrouwen slapen het liefst aan de kant, die het verst van de slaapkamerdeur verwijderd is.

Het zal hun oerinstinct zijn.

Voor het geval dat er een inbreker of ongenode gast binnenkomt, zullen zij niet als eerste in de slaap overvallen worden.

Mijn theorie klopte.

Ook in mijn vorige relaties was de deur steeds aan mijn slaapkant geweest.

 

Acht maanden geleden was ik Lucy op een verjaardagsfeestje van een gemeenschappelijke kennis tegengekomen.

In eerste instantie was ze me niet opgevallen tussen de uitbundige feestgangers.

Haar beeldschone en aantrekkelijke vriendin echter wel.

Ik verzamelde moed en aan het eind van de avond deed ik een poging om met haar vriendin in contact te komen.

Ik trok daarvoor een van mijn krachtigste openingszinnen uit mijn binnenzak.

Voordat ik mijn punt gemaakt had en de punt van mijn zin bereikt had, was ze al opgestaan om een van haar kennissen aan de andere kant van de ruimte te begroeten.

Lucy die al die tijd naast haar had gezeten, keek me lachend en begripvol aan en haalde haar schouders op. Non-verbaal vertelde ze me dat ze zich min of meer schaamde voor het arrogante en onbeschaafde gedrag van haar vriendin. Zij zou veel williger met de avances van mannen zijn omgegaan.

Om mijn gezicht te redden na deze enorme afgang, maakte ik mijn zin af en deed alsof ik die van het begin af tegen Lucy had uitgesproken.

Mede door de alcohol was ik die avond wat minder kritisch dan normaal.

Na drie kwartier dansten we al.

Tijdens een liedje dat in de categorie slijpnummers valt, viel onze eerste zoen.

Het feest was ernstig zonder bier komen te zitten en toen ook de jeneverflessen tot de bodem geleegd waren, gingen we over op wat restjes rode en witte wijn.

We dansten de sterren van de hemel. Misschien niet voor de toeschouwers, maar de drankmix maakte een Ginger Rogers en Fred Astair van ons.

Geraffineerd duwde ze haar onderlichaam tegen het mijne en ik raakte behoorlijk opgewonden van haar dansstijl.

Naar mate mij erectie toenam, nam ook haar vrijheid om me te betasten toe.

Ik wilde nog niet stoppen met drinken en we besloten om samen mijn thuisbar te inspecteren op alcoholische waar. 

Als het aan mij gelegen had, zou het een zogenaamde WOP-relatie geworden zijn.

Wippen - Ontbijten en Pleite.

In een mannenhoofd maak je de keuze om een kind te verwekken of puur voor het plezier en ontspanning te seksen. toch iets anders dan vrouwen dat doen.

Vrouwen lijken dat verschil ook wel te kennen, maar interpreteren dat anders als het hen beter uitkomt of als ze andere plannen met je hebben.

 

Lucy wilde al jaren een kind maar had de juiste partner nooit gevonden. Al vanaf haar vroege jeugd had ze de wens gehad om moeder te worden.

Ik was de sukkel die ze jaren had gezocht.

Ik had haar inderdaad niet gevraagd of ze de pil gebruikte.

Ik ging inderdaad te makkelijk met vrouwen naar bed waar ik geen serieuze plannen mee had.

Ik had er geen problemen mee om te vrijen met vrouwen waarvoor ik geen gevoel had of enige liefde voelde.

Zoals Lucy dat later zo treffend zei: "Een man die zijn lul achterna loopt en zijn verantwoordelijkheden voor zijn daden niet pakt."

De argumenten dat we elkaar haast niet kenden, elkaars type niet waren en een volkomen tegengestelde smaak hadden, mochten niet baten.

Lucy besloot moeder te worden.

Volgens Lucy had ik dat alles moeten bedenken voordat ik met haar naar bed ging. Het waren allemaal smoesjes van een slappe zak die niet verder denkt, dan zijn pik lang is. Ze verdedigde haar zwangerschap met alle argumenten die vrouwen rond 1900 gebruikten.

 

Ik had voorbehoedsmiddelen moeten gebruiken.

Ik moest zo nodig.

Ik had haar zwanger gemaakt.

Alles was alles mijn schuld.

Ik moest er voor opdraaien, terwijl ik het niet met opzet had gedaan.

 

Hoe verder de zwangerschap vorderde, hoe meer ik het gevoel kreeg dat Lucy het wél met opzet had gedaan of zelfs wél met voorbedachte rade.

Bij de beslissing om iemand met voorbedachte rade te doden, wordt dit als een ernstig misdrijf gezien, bij de beslissing om iemand het leven te geven jammer genoeg niet.

Haar huis was groot genoeg voor een kinderkamer en de hypotheek zo laag, dat ik die makkelijk van mijn salaris kon betalen.

Volgens Lucy zou ik me alleen wat meer als vader moeten gaan gedragen en het geld niet over de balk moeten gooien met de losers die ik mijn vrienden noemde.

Abortusklinieken, breinaalden en fietsen op hobbelige weggetjes werden vakkundig door Lucy gemeden.

Als ik de lafbek zou blijven die ik tot nu toe was geweest, zou ze het kind wel alleen opvoeden en zou het haar naam krijgen. Als ik daarmee zou kunnen leven, wilde ze ook niets meer met me te maken hebben en het kind zou nooit weten wie de vader was.

Wat voor haar een geluk was, was pech voor mij.

Ik zat in de val.

Om haar ongelijk te geven in al haar beweringen, besloot ik haar te laten zien dat ze me volkomen verkeerd had ingeschat.

Haar beslissing was vanaf nu, óók de mijne.

Lucy had beslist over het leven en handelde vanaf dat moment ook alsof ze God zelf was.

Als God over jou en over je lot beslist, spreek je dat als mens niet tegen.

 

Lucy was nu 8 maanden zwanger.

Om haar niet het idee te geven dat ik niet gelukkig en opgewonden was over de aankomende geboorte van haar kind, vergezelde ik haar naar de zwangerschapgymnastiek en we puften er samen op los.

In de eerste minuut bij thuiskomst van mijn werk werd het opknappen en inrichten van de kinderkamer mij dagelijks onder de neus gedrukt.

Ook het roze koffertje met de tekst “Lucy Happy Girl” stond in de gang naast de voordeur al klaar voor het geval de eerste weeën plotseling zouden komen.

Lucy liep door het huis met om haar dikke buik een doek in signaal kleuren, zodat ik en haar omgeving niet zou vergeten dat ze zwanger was. De eerste maanden was dat inderdaad nodig geweest, maar nu kon ook de grootste imbeciel dat van grote afstand al zien.

Lucy genoot van haar zwangerschap en alle aandacht die ze daardoor kreeg. Voor het eerst in haar leven had ze zich bijzonder gevoeld. Mensen stonden voor haar op in het openbaar vervoer, automobilisten gaven haar vrij baan bij elke zebra die ze extra langzaam overstak om langer te kunnen genieten van haar bijna Koninklijke status.

Uren stond ze met onbekende vrouwen op straat te praten die haar als ervaringsdeskundige ongevraagd adviseerden.

 

De dag dat ze onze zoon baarde, moet een harde dobber voor haar geweest zijn.

Ze was in een klap weer teruggevallen naar het bijna onzichtbare, transparante meisje van daarvoor en probeerde krampachtig haar prinsessenstatus vast te houden door te klagen over de pijn, de keizersnee en het zware werk dat je moet verrichten om een kind te baren.

Het pasgeboren kind dreigde al de aandacht - die tot nu toe aan haar gegeven was- naar zich toe te trekken en ze sprong ook onmiddellijk tussen deze dreigende gebeurtenis in door vooral te benadrukken dat zij de creator van dit wondertje was. Zij was god en de baby slechts een product van haar kunnen.

Ik stond in de kliniek naast het kraambed als een soort accessoir van god te kijken hoe ze de vingertjes en teentjes van mijn zoon telde. Dit moet de nacontrole geweest zijn om te checken of god inderdaad onfeilbaar was.

Toen alles compleet bleek te zijn aan mijn zoon, kwam ze in een soort mantra-loop terecht.

“Wat een wondertje, wat een wondertje, wat een wondertje, wat een wondertje”.

Ik leek op dat moment niet meer te bestaan en moest even op haar eigen onzichtbaarheid en transparantie letten, die zij naast haar bed had neergelegd en mij in bewaring had gegeven.

 

De eerste avond thuis is wat onwennig.

Na een drukke dag kom ik –zoals gebruikelijk in onze relatie- als laatste onze slaapkamer in.

Lucy ligt tot mijn grote verbazing op mijn plek in het bed met ons pasgeboren kind in haar armen.

“Vanaf nu slaap ik aan deze kant omdat ik dan eerder bij de kinderkamer kan zijn als onze schat wakker wordt of huilt”, krijg ik van haar te horen.

Goden beslissen en overleggen kennelijk niet.

Na het uitklikken van het schemerlampje aan mijn kant van het bed, voel ik de zachte vacht van haar kater tegen mijn gezicht. Ik besluit hem niet te verjagen en sluit een verbond van verbannen mannen met hem. Met een zacht ronken bezegelt hij onze vriendschap en snort me in diepe slaap.

 

Na een kleine ruzie over de kat in bed, de kattenharen die daardoor aan de kleverige vingertjes en mond van haar baby blijven plakken, besluit zij dat mijn enige vriend ’s nachts moet worden opgesloten op zolder en de deuren van onze slaapkamer en kinderkamer overdag hermetisch gesloten moeten zijn.

 

Na weken verstoten te zijn, zoek ik mijn bondgenootje op en ik vind hem hijgend in de kattenmand op zolder.

 

“Afmaken”, zegt Lucy kil. “We gaan ook nog niet geld uitgeven aan een dierenarts”.

Ik krijg de honneurs om de dierenarts te bezoeken met de doodzieke kater en bestel een taxi.

In de taxi ligt de arme kat languit in mijn armen en kijkt me aan.

Zijn adem neemt langzaam af naarmate we de dierenkliniek naderen en hij sterft vlak voor het moment dat ik de taxichauffeur betaal voor de rit.

Ik geef de dode kat af bij de assistente van de dierenkliniek, die ervoor zou zorgen dat mijn vriend in de hemel zou komen na zijn overlijden.

 

Ik ging lopend naar huis en bedacht me dat de kat me net op tijd had gered van een moord.

Dan was ik iemand geweest die –buiten mijn wil- zowel over het leven als de dood had beschikt.