Eeneiige tweeling

 

Het was donker in ons verblijf. Al negen maanden hadden we opgesloten gezeten.

Om ons heen was het al een paar uur onrustig geweest.

Toen was er opeens het licht.

Het lichaam naast me gaf me een klein zetje zodat ik in de voorhoede kwam te liggen.

Ik lag oog in oog met het licht voor mij.

Achter mij, mijn angstige metgezel.

Mijn medebewoner -die net als ik toen nog geen naam had- gaf mij de honneurs om het licht als eerste te mogen verkennen.

Met kloppend hart in mijn keel werd ik als eerste naar het licht geperst.

Toen ik het vertrouwde hol verlaten had en midden in een oase van licht terecht gekomen was, kon ik niets anders doen dan huilen.

Heel kort keken de omstanders naar mij en lieten me ongewassen liggen.

De aandacht ging alweer snel naar het voertuig waar we in gewoond hadden.

Mijn partner in crime nam de tijd om naar het licht te gaan en zich uit het hol te laten persen.

Het viel me op dat niet ik maar zij als een diva met gejuich werd ontvangen door de buiten wachtende menigte.

Ook ons voormalig omhulsel kon van het eerste begin de ogen niet afhouden van mijn enige gezelschap tot nu toe.

In het daglicht bleek ze dezelfde lichamelijke eigenschappen te hebben als ons tijdelijk onderkomen.

Ik was met een extra wormvormig aanhangsel tussen de benen uitgerust, dat geheel ontbrak bij de persoon waar ik van het begin mee had samengewoond.

Ondanks deze extra toevoeging werden we pas gewassen en geknipt toen ook zij de moeite had genomen, om onze tijdelijke verblijfsplaats te verlaten.

Zij had van het begin af begrepen dat je een enthousiaste menigte niet gelijk hun zin moet geven, maar dat je bij het wachtende publiek een gezonde spanning moet opbouwen om onthaald te worden als een filmster.

 

Slechts één persoon kon zijn ogen niet van mij afhouden. Hij staarde mij met een enorme glimlach aan, terwijl hij termen als “voetballen”, “hutten bouwen” en iets over het voortzetten van de familieband uitkraamde.

Hij zou het reclamebureau onmiddellijk opdracht geven om aan de naam op zijn winkelgevel  “&Zn” te laten toevoegen.

 

Typisch een man om als eerste te komen, zeggen de vrouwen buiten.

Ik was de schuld van het bereiken van de maximale ontsluiting en de enorm pijnlijke weeën aan het begin van de bevalling.

De luiheid, gemakzucht en prinsessengedrag van mijn zusje werd gelijk in “achtergesteld” omgedraaid. Ze zou begrip gehad hebben en weten dat de tweede minder pijnlijk is dan de eerste baby van een tweeling.

 

Dat ik een echte man was en het lef  had gehad om als eerste het hol te verlaten werd niet gezien. Stel dat ik mijn zusje met een ferme zet in de richting van het licht had geduwd, was ik natuurlijk -in de ogen van de vrouwen om mij heen- lui geweest en liet vrouwen al het werk doen.

 

Daar lagen we in de armen van onze moeder. Ze keek snel heen en weer naar ons, maar het viel me toch op dat haar blik toch iets langer werd vastgehouden bij mijn metgezel dat later door de omstanders mijn zusje werd genoemd.

Ik luisterde naar de naam eenjongen, eenknul, wateenleukventje, wateenliefmannetje, jongetje,  hoeheettie en Dirk. De naam van mijn welgestelde opa.

Zij heette heel even eenmeisje en vlak daarna eenmeid, meid en Annemarie. Een naam die mijn moeder uit een damesblad had gehaald als zijnde de meest trendgevoelige meisjesnaam van dat jaar.

Ik moest altijd huilen bij het horen van “Urre urre urre”.

Veel gebruikte woorden door vrouwen die om onze wieg en kinderwagen stonden. Vaak gevolgd door een hand op je borst of een kneep in je wang. De bijbehorende onnatuurlijk hoge stem ging mij door merg en been.

Annemarie wist bij dit veelgebruikte vrouwenzinnetje  heel handig een enorme lach te produceren. Haar eerste oefeningen om aardig gevonden te worden en het publiek te bespelen.

In een latere fase zou ze ook het huilen gaan gebruiken om de aandacht van mij af te wenden. Al die aandacht zou haar geen windeieren gaan leggen en werd deze act opgenomen in het vakje “vrouwelijke charme” van haar hersenen.

 

Vrouwen die zichzelf volkomen belachelijk maken boven je wieg met de meest achterlijke hoge geluiden, gebaren en grimassen, zet je dus niet voor schut door te gaan huilen.

Annemarie had al snel door dat je deze traditie met een charmante glimlach moet beantwoorden, zodat deze traditie voortgezet kan worden en vrouwen onderling ervan overtuigd zijn dat dit de enige juiste manier is om met baby’s te communiceren.

.

Omdat Annemarie en ik als eeneiige tweeling sprekend op elkaar lijken en we allebei nog kaal zijn, dragen we meestal verschillende kleding. Ik heb altijd blauw en Annemarie roze.

Soms, als al mijn blauwe kleding in de was zit, draag ik een roze setje van Annemarie.

Zij heeft veel meer kleding dan ik, omdat de kraamvisite liever kleding voor het meisje meeneemt. De keuze in babywinkels schijnt voor meisjes groter te zijn en het zou een schande zijn als een meisjesbaby blauw zou moeten dragen.

Om het verschil tussen mij en Annemarie extra zichtbaar te maken, heeft ze van een vriendin van mijn moeder een gouden armbandje gekregen waarin haar naam met krulletters is gegraveerd. Annemarie geniet zichtbaar van al die aandacht.

 

Ik wordt wakker in mijn eigen wieg.

We hebben van opa en oma afzonderlijke wiegen gekregen.

Honger.

Niemand die over de rand van mijn wieg kijkt.

Ik voel me eenzaam en de honger maakt me half gek.

Ik kan een huilbui niet onderdrukken, loop rood aan en schreeuw om hulp.

Mijn moeder wil me onmiddellijk uit mijn benarde situatie verlossen en me voeden.

Dan hoor ik de stem van mijn vader die op autoritaire toon mijn moeder verbiedt tot actie te komen. “Laat hem maar even huilen, dat is goed voor zijn stembanden. Als je meteen toegeeft, is het hek van de dam en gaat hij straks om het minstengeringste huilen. Zo maak je een mietje van hem.”

Ik huil wel 10 minuten en maak de slapende Annemarie daardoor ook wakker.

Mijn moeder laat zich ondanks de wijze les van mijn vader niet weerhouden en snelt toe om de arme Annemarie uit een huilbui van angst, honger en gemis aan aandacht te redden.

Ik hoor een kirrende Annemarie die lachend de borst van mamma krijgt.

Ik stop met huilen en wacht. Huilen heeft geen zin. De eerste keer dat ik niet van mezelf mag huilen. Ik zal ermee moet leren leven, dat huilen de zaak alleen maar erger maakt.

 

De volgende dag is Annemarie eerder wakker. Ik word wakker van haar gehuil.

Ik hou mijn mond en kijk wat naar de plastic ringen die boven mij hangen.

Onze moeder komt aangesneld ziet dat ik wakker ben en begroet me een seconde.

Ik lach als ik haar zie.

Ik hoor dat Annemarie uit haar wieg gehaald wordt en hoor de troostende woorden van mijn moeder om het huilen te stoppen. Annemarie lacht nu. Ze wordt uit de kinderkamer gehaald en mag in de woonkamer eten. Ze krijgt zelfs een fles van een van de vreemde vrouwen die op bezoek zijn.

Over een half uurtje als het bezoek weg is, is het mijn beurt en ik dood de tijd wat met vrouwen die om beurten over de rand van mijn wieg kijken.

“Urre urre urre”, hoor ik.

Ik vecht tegen een opkomende huilbui.