Herfst

 

Het najaar had de zomer weggejaagd en omarmde de mensen in de straten met wind en regen.

Ik had mijn kraag rechtop gezet, begroef mijn oude paraplu in de dichtstbijzijnde pullenbak en vervolgde mijn weg in het gure weer naar de plek waar wij hadden afgesproken. Doorweekt bereikte ik de zorgflat van haar moeder.

Mijn brillenglazen besloegen bij het betreden van het ruime voorportaal.

Ik knoopte mijn jas op de tast los en pakte een papieren zakdoekje uit de zak van mijn colbert. In een soepele beweging haalde ik de bril van mijn neus en bemerkte dat mijn vriendin al gearriveerd was. Ik liep naar haar toe en ik omhelsde haar innig.

 “Wat ben je laat”, sprak ze en zonder op mijn verklaring te wachten drukte ze op de knop naast de liftdeuren. Terwijl ik mijn brillenglazen weer transparant maakte, liet ze me weten dat haar moeder niet van wachten hield.

Alles moest precies op tijd gebeuren.

Hoe ouder ze werd des te meer ze eiste dat mensen op tijd kwamen als ze een afspraak met haar hadden.

We stonden samen in de lift die zijn tijd nam om ons van de parterre naar de achtste verdieping te verhuizen.

Toen de liftdeuren zich eindelijk openden, keek ze snel en geïrriteerd op haar smartphone om de juiste tijd te checken. Ze zette de pas er flink in om de voordeur van het appartement van haar moeder te bereiken en te ontgrendelen.

 Ik hobbelde een beetje achter haar aan en aan het eind van de gang betrad ik de deur die als enige openstond. Een zware boenwaslucht vermengd met de geur van mottenballen en urine kwam mijn neusgaten in.

Ik zag mijn vriendin in de deuropening van de woonkamer staan en ze moet haar jas hebben uitgedaan in de korte afstand van de voordeur naar de plek waar ze nu stond.

Nonchalant loopt ze naar binnen en ik zie hoe ze haar mantel over een van de fauteuils gooit.

 Ik verloor nog wat tijd door mijn jas aan de kapstok te hangen die vlak achter de voordeur stond. Schuifelend ging ik mijn vriendin achterna en ging de woonkamer in van deze -voor mij- vreemde vrouw.

Een lief klein vrouwtje zat in haar stoel en begroette me vriendelijk.

Mijn vriendin stond in de open keuken die aan de ruimte grensde.

“Bent U de masseur?” vroeg het schattige oude vrouwtje aan me.

Ik bestudeerde haar bruine, rimpelige gelaat dat met dun, spierwit haar was afgezet.

Haar ogen en mond lachten naar me.

“Nee mevrouw, ik ben de vriend van uw dochter”.

Ze bestudeerde me een tijdje en zei dat ze me wel kende. “Je bent toch Jim?”

“Nee mevrouw, ik ben Aart”, corrigeerde ik haar.

“Heb je mijn tuin al bekeken? In de lente is hij altijd zo mooi nu alle knoppen uitkomen”.

In een vlaag van verstandsverbijstering wilde ik opstaan en mij in de richting van het raam te begeven om de tuin te bewonderen, maar al snel drong het tot me door dat we ons op de achtste etage van het gebouw bevonden. Ik zag een bloembak aan de andere kant van de ruit waarin een verdorde plant het herfstweer over zich liet komen.

 

“Ze stelt zich aan, ze doet dit alleen om aandacht te krijgen”, hoorde ik vanuit de keuken.

 

Ik stond op en begaf me in de keuken om te zien wat mijn vriendin zo bezig hield.

Ze verplaatste zeven minimaaltijden van een ons, die ze die middag bij de traiteur had gekocht, uit plastic zakjes naar zeven kleine Tupperware bakjes.

Zorgvuldig schreef ze met een dikke viltstift de dagen van de week op speciaal gekochte diepvriesetiketten en plaatste dit alles in het diepvriesvakje van de koelkast van de oude vrouw.

 

In afwachting van de beloofde koffie die mijn vriendin zou zetten, nam ik weer plaats tegenover het oude vrouwtje.

“Mam, heb je geld in huis?” vroeg mijn vriendin zonder haar moeder aan te kijken.

De oude vrouw knikte ontkennend.

“Ik heb vorige week honderd euro voor je gepind, dus er moet nog wel geld in je portemonnee zitten om me terug te kunnen betalen voor je voer”.

Ze doorzoekt de beurs van haar moeder en ziet dat deze leeg is.

“Hoe kan dat nou? Heb je deze week geld uitgegeven? Denk eens goed na. Volgens mij rooft die thuishulp al je geld. Dan maak ik het wel over op mijn bankrekening”.

Lachend laat haar moeder alles aan zich voorbij trekken en kijkt me indringend aan.

“Heb je mijn tuin al gezien? Die staat er nu prachtig bij. Mijn man heeft hem deze week helemaal opgeknapt”.

 

Witheet komt mijn vriendin met de koffie de woonkamer in en sist tussen de tanden tegen haar dat pappa al acht jaar dood is. Ze zou dit alleen zeggen om aandacht te krijgen. Ze weet alles verdomd goed, maar zit nu een beetje medelijden op te wekken.

“Mam, vergeet je niet om ‘s morgens elke dag een maaltijd uit de vriezer te halen? Anders kan je het ’s avonds niet eten. De dagen staan erop geschreven. Twee minuten in de magnetron. Niet vergeten hé.”

 De oude vrouw reageerde nauwelijks op haar opmerkingen en keek mij met een vriendelijk gezicht aan. Met veel moeite verrees ze uit haar stoel en begaf zich richting keuken.

Trots komt ze een paar minuten later weer tegenover me zitten en neemt een slokje van haar koffie.

“Ik ben wel blij dat de tuin voor de zomer aan kant is”.

Als ik mijn blik verplaats naar het punt waar haar ogen op richten, zie ik buiten in de herfststorm het donkerbruine steeltje rillen aan de andere kant van de ruit.

Mijn vriendin heeft inmiddels met haar koffie en wat paperassen aan de eettafel plaatsgenomen.

 

De conversatie tussen mij en mijn overbuurvrouw stokt, maar ze lacht constant heel vriendelijk naar me. Voor een tweede keer brengt ze een kort bezoek aan de keuken en pakt het gesprek met mij weer op door te vertellen dat ze vroeger lerares was.

Ze gaf Engels, Nederlands en Frans op een HBS.

Daardoor had ze nu financieel niets te klagen en een goede, onbezorgde oude dag.

 

Mijn vriendin stopt een papier onder haar neus en snauwt dat ze haar handtekening bij het kruisje moet zetten. Gewillig zet haar moeder zonder protest een snelle krabbel, waarna ze zich weer naar de keuken begeeft. Mijn vriendin loopt haar achterna om te controleren wat ze daar in hemelsnaam toch uitspookt.

 “IDIOOT”, hoorde ik haar schreeuwen en ik zag mijn vriendin witheet vanuit de keuken door de woonkamer rennen. Ze griste in het voorbijgaan haar jas van de fauteuil en verliet de flat zonder verder iets te zeggen.

 Ik stond op uit mijn veilige stoel en begaf me richting keuken.

Op de aanrecht stonden drie bakjes met de stickers maandag, dinsdag, woensdag.

Toen ik naar dit schouwspel keek, werd ook donderdag door de oude vrouw uit het vriesvak bevrijd.

“Ik haal mijn eten er alvast uit voor ik het vergeet. Anders is het straks nog bevroren”, vertelde ze me met een wijs gezicht.

 Ik zag dat er nog koffie in de kan zat en besloot een tweede koffie tot mij te nemen.

Op mijn vraag of de vrouw al honger had antwoordde ze me dat ze al best een beetje trek had.

Volgens het draaiboek verwarmde ik zaterdag twee minuten en stopte de andere dagen weer in het vriesvakje.

We gingen tegenover elkaar zitten aan de kleine eettafel. Ik legde de ordner met bankzaken op het dressoir om plaats te maken voor het muizenhapje en mijn koffie.

Als een klein kind op zijn verjaardag zat ze aan de andere kant van het tafelblad te genieten van mijn gezelschap.

Na twee hapjes greep ze plotseling mijn hand en zei:”Ik zal eerlijk zijn, ik weet niet meer wie je bent, maar ik vind je wel lief. Ken je mijn dochter? Je zou een goede man voor haar zijn.”

 Ik deed de afwas voordat ik haar verliet en gaf haar een dikke knuffel bij de kapstok.

Op de gang zwaaide ze me uit en groette Jim uit het diepst van haar hart.

 

In de lift ging mijn telefoon af en ik zag dat mijn vriendin me belde.

Lachend vertelde ze me dat ik snel naar haar huis moest komen.

We hadden iets te vieren.

We zouden lekker op vakantie gaan van het geld dat ze heel slim van die oude heks had afgetroggeld  door haar een cheque te laten tekenen.

Ik hing op en besloot de relatie te beëindigen en eenmaal buiten, de rotte smaak door de herfstregen weg te laten spoelen.

 Ik zou haar moeder meer gaan missen.